Versleept in een kartonnen doos

 

Het is doodstil in Oostende, terwijl een brandende zon in het zenit staat. De koningin van de badsteden ligt op het strand uit te puffen. De stadspoorten zijn gesloten en de bruggen opgehaald. Er kan geen auto meer in, alleen nog maar uit en wie het aandurft om uit te rijden kan pas om zes uur er weer in. Waar dit rare gebruik vandaan komt, is mij een raadsel. Wat ermee beoogd wordt, al helemaal. Het lijkt alsof het volk zich ook teruggetrokken heeft, onhoorbaar zoals de zee bij eb. De koets van Amerigo en het toeristentreintje zijn de koningen van de straat.

Voor eventjes is de stad een openluchtmuseum. Alles wat oud en versleten is wordt uit de kast gehaald. De zoetgele elixir d’Anvers voor het eten, de bebloemde zonneparaplu, beduimelde boeken uit de jaren dertig van auteurs die van horen zeggen waren toen ik voor de eerste keer op het strand schelpen raapte. Ik schreef toen bovenaan op het blad van mijn huiswerk negentienhonderdvijftig dat nu van horen zeggen is voor de millennials. Iets vaags, onbekends, onbetekenends, een ver verleden met her en der verspreide restanten zoals een boek van de Heulenaar en schrijver Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Ernest Claes of de romancier van de zee, Gaston Duribreux en André Demedts uit Kortrijk met wiens zoon Dirk ik op het college zat. Nu liggen ze uitgeteld tussen een hoop andere lotgenoten in te nauwe kartonnen dozen hun zoveelste leven af te wachten in een tent op de groentemarkt. Als Charlotte Mutsaerts nu thuis was dan keek ze vanuit haar raam neer op al die ellendelingen wiens boeken geen stuiver meer waard zijn. Zou dat ook het lot worden van mijn boeken die fier van de persen zijn gerold? Gevangen in een kartonnen doos gesleept worden van markt naar markt wachtend op die ene bezielende geest die het eindelijk bevrijdt uit deze benarde toestand op een boekenmarkt tijdens een autovrije zondag