Ultimo
Ultimo, het einde, het ultieme, het laatste.... Veel betekenissen heeft het woord. Maar in de stemmige kleine zaal van de Haagse schouwburg betekende Ultimo, het laatste (en enige) kind, een Italiaans stuk voor twee acteurs en een cellist. Het spel speelde zich letterlijk voor je voeten af. De toeschouwers op de eerste rij zouden zomaar het podium hebben kunnen oplopen. Elk individueel kuchje of niesbuitje moeten de spelers gehoord hebben, of zelfs eventjes uit hun concentratie gebracht hebben. Zo dicht zaten we erop. Als het mij of mijn echtgenote maar niet overkomt, dacht ik steeds weer. Zeker mijn echtgenote wil thuis nog wel eens rond negen uur forse niesbuien krijgen. Ik had onze mogelijke vluchtroute reeds bestudeerd, maar mocht er niet aan denken dat een niezende en proestende echtgenote het spelen voor een paar ogenblikken onmogelijk zou hebben gemaakt en iedereen voor een moment terug zou werpen in de werkelijkheid van de ongemakkelijke stoel, de strak zwarte steile zaal, de houten nagebootste slinger van een racecircuit op het podium. Mijn ingebeelde vluchtroute liep langs dit circuit. Dat ik niet de enige was met die gedachte, bleek uit de anonieme niesjes, kuchjes, ja zelfs regelrechte hoestgeluiden ondergesneeuwd door luid, soms hartverscheurend cellogeluid dat de ruimte vulde.