Groteva
De gevierde schilder Jan Van Eyck zag nauwelijks zijn thuis in Maaseik. Bisschoppen en hertogen wilden hem als huisschilder op hun residenties in Keulen, den Haag, Brugge, Rijsel en Gent. Vlak voor zijn vertrek naar Rome met het gevolg van de hertog van Rijsel voor een smeekbede aan paus Martinus V, reisde hij nog eventjes snel op en neer naar zijn moeder in Maaseik, twee dagen paardrijden met een stop in Brussel. Zijn blijdschap bij het weerzien van zijn moeder was overschaduwd door het overlijden van zijn groteva. De tijd was tekort geweest om hem per koerier in Rijsel te verwittigen. Groteva … Ik bleef even mijmeren over groteva. Nicht Patricia noemde haar grootmoeder grote oma. Groteva en grotema. Het klinkt wel wat anders dan oma en opa. Oud, weggestoken, afgeschreven tegenover groots, gedistingeerd, respectvol, eerbiedig. Een verkleinwoord tegenover de overtreffende trap. Groteva, zo wil ik me voelen. Groteva aan de kop van de kersttafel, de langstlevende, zijn geest gelooid door de tijd, zijn lijf nog strak in het vel. Groteva, een kei in wis- en natuurkunde tegenover een opa die het allemaal niet meer zo goed weet, de weg kwijtraakt, niet meer mee kan met de nieuwigheden. Opa met het verval voor de stoep tegenover een groteva die de tijd trotseert, die vaart op zijn levenservaring. Ik wil een groteva zijn zoals Van Eyck zijn grootvader noemde en er twee dagen paardrijden over deed om hem te bezoeken maar jammerlijk te laat was.