De Calvarieberg van Oostende
De peperbusse, het enige restant van de in 1896 afgebrande Pieterskerk, kent iedere Oostendenaar. Wellicht ook de vele aangespoelden zoals de Oostendenaars hun nieuwe inwoners noemen die zich in hun stad van een aangename oude dag verzekeren. Ik moet eerlijk toegeven dat die bakstenen toren mij ook niet zoveel zegde en het rare verloederde bouwsel aan haar voet nog minder. Hoorde het bij de toren en heeft het de brand overleefd? Is dit decorum het resultaat van een naarstige pastoor? Kerkelijk erfgoed of oude rommel? Zoals het erbij staat zou je het laatste denken terwijl het eerste waar is. Hier kijk je naar een van de oudste calvariebergen van Vlaanderen stammend uit 1766. Je vindt ze vaak middenin een kerkhof, tegen een gevel van een kerk, of in een kerk- of kloostertuin.
De Sint-Pieterskerk werd vanaf 1653 tot aan de Franse revolutie bediend door de oratorianen, die tevens belast waren met het onderwijs in de Latijnse school, voorloper van het O.L.V. college. In de eerste tien jaar waren dit Neri-oratorianen van Scherpenheuvel gevolgd door de Bérulle-oratorianen uit Mechelen. Het was geen onverdeeld genoegen gezien de jansenistische inslag van sommige van haar leden, wat leidde tot hun schorsing. De oratoriaan Emmanuel de Camba, een Oostendenaar met Spaanse wortels en bekeerde jansenist, was een van de langer zittende pastoors van de Sint-Pieterskerk van Oostende (van 17 mei 1748 tot 22 juli 1763). Hij was teruggehaald uit het wespennest Nordstrand waar een heuse godsdienstoorlog woedde tussen de Roomsen en de afgescheiden Utrechtse kerk met als inzet de jurisdictie over de parochie aldaar. Bij zijn aantreden in Oostende was de vrede van Aken (1748) in de maak dat een einde maakte aan drie jaar Franse bezetting van de stad. Zijn zondagse sermoenen in de Pieterskerk waren geroemd en werden in 1805-1806 postuum uitgegeven. Twee jaar voor zijn overlijden installeerde hij in 1761 de Confrérie de Calvarieberg ook genoemd de Confrérie van de Berg van Barmhartigheid. Zijn opvolger de oratoriaan Philippus Verhaegen, eveneens een Nordstrander, was pastoor tot aan zijn overlijden in 1793. Pastoor Verhaegen was ronduit ontevreden over het gedrag van zijn parochianen. De stad kende vele ontuchthuizen, men luisterde nauwelijks naar de geestelijken en men nam een loopje met de goede zeden. Sommige notabelen van de stad bleken zelfs ontuchtige verhoudingen met concubines er op na te houden.
Moeten we het apocalyptische tafereel van de brandende ongelukkigen in het vagevuur onder de calvarieberg tegenaan de noordgevel van de overgebleven kerktoren zien als waarschuwing voor zijn losbandige parochianen? Het was een gift van de Confrérie van de Berg van Barmhartigheid aan hun nieuwe pastoor. Intrigerend is de al even oude schrijn naast de calvarieberg met de gegeselde Jezus die getoond wordt aan het volk met staf en doornenkroon, omhangen met een purperen mantel over zijn schouders. De niets vermoedende passant wordt medeplichtige. De ontheiliging van de Pieterskerk door de Franse invallers in 1794 is pastoor Verhaegen bespaard gebleven.