Stempels zetten en postzegels plakken
Kom ik met mijn verknipte pocketmatras aan op de matrassen-, papier- en ijzerwarenafdeling van het containerpark van Oostende. Ik rij met mijn vracht meteen door naar de matrassencontainer. Word ik bij het uitladen meteen aangesproken door een man die zich voordoet als matrassendeskundige.
‘Uw verknipte matras is geen matras, meneer,’ zegt de man met een stellige overtuiging, ‘Dit mag hier niet in.’
‘Hoezo,’ vraag ik aan deze matrassendeskundige, ‘het is een matras die in stukken gesneden is.’
‘Het was een matras,’ zegt de deskundige, ‘maar is het nu niet meer.’
Ik kijk vol ongeloof om zoveel wijsheid naar de berg aftandse matrassen in de container.
‘Die worden straks toch ook in stukken gesneden, of niet?’
‘Nee meneer, die worden gerecycleerd.’
‘Aha, dan heb ik de helft van jullie werk al gedaan.’
‘Nee meneer, uw matras is restafval geworden en daarvoor moet u naar afdeling A. Hier staat u op B en van B naar A kunt u niet rijden. U moet het park uitrijden en terug inrijden en richting A volgen.’
Kijk, daarover is nagedacht. Een slagboom wil mijn ID scannen en weegt de auto, waarna ik naar het bovendek rij. Nauwelijks de helling opgereden word ik onthaald door een stel restafvaldeskundigen uitgedost in rode werkpakken. Eentje komt in een soort ganzenpas naar mij toegelopen en kijkt gewichtig op zijn iPad, vastgespeld op zijn mouw. Met hen valt niet te spotten, zoveel is wel duidelijk.
‘Meneer Vandeginsten?’ vraagt het rode werkpak zelfverzekerd, want de vuilnisbrengers worden nauwkeurig bijgehouden.
Ik ben al behoorlijk geïrriteerd doordat ik zomaar geregistreerd ben en nog meer na het voorval bij de matrassencontainer en nu staat zo’n macho voor mijn neus die zich vereenzelvigt met zijn gekleurde werkpak. Zonder enig signaal uit mijn hersenen om me gedeisd te houden vertel ik hem dat dit een vergissing moet zijn, want zo heet ik niet, waarop het rode werkpak nerveus naar mijn nummerbord kijkt en daarna opnieuw naar zijn iPad.
‘Vanderginste,’ verbetert hij.
‘Ook die ben ik niet. U moet lezen wat er staat,’ antwoord ik.
Nadat hij eindelijk mijn echte naam noemt rij ik door en open de achterklep van de auto bij een van de afvalcontainers. Meteen komt dat rode machopak van daarnet aangelopen.
‘Die stukken matras zijn geen restafval, meneer.’
Hier is blijkbaar een gediplomeerde restafvaldeskundige aan het woord.
‘Hoezo niet,’ vraag ik vol ongeloof.
‘Het mag niet in de vuilverbrander met dat ijzer.’
‘Dus, omdat die matras in stukken gesneden is kan ik die niet meer bij jullie kwijt, beneden bij de matrassencontainer niet en hier niet bij het restafval.’
De deskundige weet ook niet meteen hoe dit probleem opgelost moet worden.
‘Ik kan ze ook buiten de poort op straat deponeren. Dan doen jullie er mee wat jullie willen.’
De man kijkt me verbaasd aan om zoveel vrijpostigheid.
‘Kan je niet iets anders verzinnen?’ vraag ik met enige stemverheffing. ‘Ik kan ze thuis toch ook niet kwijt!’
Ik zie hem nadenken, waarna hij een bedrijf noemt die dit afval aanvaardt.
Dit gaat me echt te ver. Dat bedrijf moet er toch ook iets mee, kennelijk iets wat het containerpark niet kan. Na nog wat heen en weer gepraat vertel ik hem dat ik de stukken matras meeneem naar Nederland, waar ik het zonder probleem zal kunnen afgeven. Ik gooi kwaad wat matrassenschuim in de container en rij met gierende banden door naar beneden. Daar word ik weer gewogen en kom bij de betaalautomaat om af te rekenen, 75ct voor het schuim.
Blijkt dat de automaat geen van mijn kaarten kan lezen. Blijkbaar lust die alleen Bancontact. Terwijl de stem achter het luidsprekertje maar niet wil snappen dat een buitenlandse tweedeverblijver zonder Bancontact geen buitenaards wezen is, begint mijn geduld met die stem aardig op te raken. Ik probeer het nog eens van een andere kant.
‘Ook geen cash?’ vraag ik.
‘Ook geen cash, meneer.’
Nu valt mijn broek echt af. Ik krijg met geen middel die 75 ct betaald, waardoor ik geen kant op kan, terwijl die stem het alsmaar heeft over zijn Bancontact. Ik moet wat en probeer de stem het potsierlijke van de situatie in te doen zien.
‘Wat denkt u? Moet ik dan voor 75 cent hier in mijn auto blijven zitten wachten totdat jullie een oplossing gevonden hebben, of wat?’
Het blijft stil aan de andere kant van de lijn. Zou die opgehangen hebben?
‘Ik kan ook tot aan de slagboom rijden, mijn auto er voor neerzetten totdat u openmaakt of in de auto blijven overnachten als het nodig is,’ roep ik verontwaardigd over zoveel onbegrip.
Na een tijd komt het verlossende antwoord.
‘Ok,’ zegt de stem, ‘ik zal voor u de slagboom openmaken.’
Het scherm bij de slagboom vermeldt een debet saldo van 75ct. Dat was te verwachten in een land waar ze goed zijn in stempels zetten en postzegels plakken.
De matrasstukken kon ik zonder probleem als restafval kwijt bij de DAR van Nijmegen.