Als ik nu eens een vrouw was ...

 

Dan … dan deed ik gewoon niets. En als iets gedaan moet worden? Geen probleem, daarvoor heb ik een man. Laat hem maar sjouwen, alles en nog wat regelen, zich voor mij uitsloven. Geen sores aan mijn kop. Mijn wens is zijn opdracht. Laat hem maar de weg zoeken, taxi's aanhouden, vluchten of ferry's boeken, pico-bello onderkomens op de kop tikken, piekeren over een restaurant, kaartjes voor een theater, museum scoren. Ik loop ontspannen aan zijn arm, geniet van de aandacht om me heen, de jaloezie van de gepimpte verkoopsters als zijn Amex achteloos op de toonbank valt. Het enige wat moet is mooi zijn, stralen, hem niet voor de voeten lopen, zijn tred is jouw tred. Geen commentaar of gezeur zelfs niet over het vlekje op een vergulde kraan, een te dun WC-papiertje, een morsig zeepbakje, een minuscuul slaatje, een omweg voor niks. Maar vooral geen discussies bij spijs en drank, geen gedoe onder de ogen van schromende obers en hen zeker niet aanspreken. Genieten, heel veel onbezorgd genieten, zonder verantwoordelijkheden. Als iets mis gaat, dan heeft hij het gedaan, maar je houdt je mond en laat hem het oplossen terwijl je blijft stralen. Wat een heerlijke dagen in Londen, Parijs, LA of New York. Wat een onversneden geluk. Laat ze maar die geëmancipeerde vrouwen, ze weten niet wat ze missen. Ze werken zich uit de naad, sloven zich uit, meten hun kennis aan die van hun man, bemoeien zich met alles en nog wat, krijgen op hun donder als het mis gaat, steken hem naar de kroon, leveren hun schoonheid in voor gepieker en getob dat voren trekt in hun gezichten. Ze zeuren en mopperen de oren van zijn kop totdat zijn boze nukkigheid hen diep doet verzuchten over hun onfortuinlijke lot. De verbitterde werkende vrouwen die met volle mond verwijten gorgelen over de daden van hun man, zelfs tot de onbenulligste kleinigheden toe. Wat een ongelukkige creaturen.