Rode zee
Ik ren mijn benen uit mijn lijf over het rulle zand, de terugtrekkende zee achterna die opensplijt tot aan de einder waarachter Babylonische torens van het beloofde land oplossen in het niet. Achter mijn rug verdwijnt het verlaten land onder het kolkend water dat zich bruisend sluit als een korset. Voorwaarts is de enige weg vooruit. De bestemming is ongewis. Wat achter me ligt is geweest, bedolven onder wit opwaaiend schuim. Vissen spartelen op het vrijgekomen pad dat reikt tot waar ik kan zien. Krabben rennen voor hun leven. Krijsende meeuwen vliegen dansend rakelings langs de waterdammen. Is dit de apocalyps in het Voorgeborchte van het beloofde land? Ik val, kruip verder. De plakkerige zandkorrels krassen mijn huid. Ik richt me op, klamp me vast aan de watermassa, die zich zomaar weer kan sluiten. Een glazige kwal zet mijn been in vuur en vlam. Ik geef het op en laat het water me verzwelgen. Een grote golf spuwt me terug op het strand. Hoor ik het ruisen van de zee of zijn het de bladeren van een boom? Ik ontwaak.